‘Het ware, het goede en het schone’ zijn sinds de Middeleeuwen niet alleen algemene soortbegrippen maar ook wegen naar God en zelfs namen van God. De volgorde is veelzeggend voor de periode waarin die begrippen als vast trio in zwang kwamen. De schoonheid wordt het laatste genoemd, maar is voor visueel ingestelde mensen aan het begin van de eenentwintigste eeuw misschien wel de meest voor de hand liggende weg naar God.
Zin voor schoonheid
Bij ‘het ware’ ligt direct de scepsis op de loer, en ‘het goede’ laat zich voor postmoderne mensen al even lastig vastleggen. Maar bij alles wat mooi is, vallen de weerstanden weg. Muziek, literatuur en beeldende kunst bieden, elk op een eigen manier, iets aan dat door mensen is voortgebracht, maar tegelijk de mens te boven gaat. Er zijn theologen die dat thema systematisch zo hebben uitgewerkt dat ze de mens omschrijven als een wezen dat door zijn zin voor schoonheid openstaat voor God, die tegelijk de bron is van het schone, van het ware en van het goede (foto: Willem van Oordt, Christus en de Kanaänitische vrouw).
Catechetisch middel
Ook catecheten en pastores werken vanuit dit inzicht. Het heeft er sterk toe bijgedragen dat in het Aartsbisdom Utrecht de kunst, speciaal de religieuze beeldende kunst van de Middeleeuwen, bijzondere aandacht kreeg, vooral door toedoen van de priester Gerard van Heukelum, oprichter van het Aartsbisschoppelijk Museum. Kunst gold vroeger als een bron van spiritualiteit en van vakmanschap. Vandaag de dag is kunst tegelijkertijd ook een belangrijke catechetisch middel. Veel bezoeken met scholieren en groepen vormelingen aan Museum Catharijneconvent in Utrecht hebben dat aangetoond.